IFRS

De jaarrekening van Alliander is opgesteld op basis van de International Financial Reporting Standards (IFRS) per 31 december 2019, die door de Europese Unie (EU) zijn goedgekeurd en de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW. IFRS omvat zowel de IFRS-standaarden als de International Accounting Standards, die door de International Accounting Standards Board (IASB) zijn uitgebracht, en de interpretaties van IFRS- en IAS-standaarden, uitgebracht door het IFRS Interpretations Committee (IFRIC) respectievelijk het Standing Interpretations Committee (SIC).

De belangrijkste grondslagen voor waardering en resultaatbepaling die zijn gehanteerd bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening worden hierna beschreven. Het historische kostenprincipe wordt gehanteerd. In afwijking hiervan geldt dat bepaalde activa en verplichtingen, waaronder derivaten, tegen reële waarde worden gewaardeerd. Tenzij anders vermeld, zijn deze waarderingsgrondslagen consistent toegepast voor alle boekjaren die in deze jaarrekening zijn opgenomen.

Het opstellen van een jaarrekening brengt met zich mee dat gebruik wordt gemaakt van schattingen en veronderstellingen die zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en op factoren die naar het oordeel van het management aanvaardbaar zijn, gegeven de specifieke omstandigheden. Deze schattingen en veronderstellingen zijn van invloed op de waardering en presentatie van de gerapporteerde activa en verplichtingen, op de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen evenals op de gedurende het boekjaar gerapporteerde baten en lasten. De werkelijke uitkomsten kunnen afwijken van de gehanteerde schattingen en veronderstellingen. In noot [35] bij de jaarrekening wordt nadere informatie verstrekt over die gebieden en posten in de jaarrekening waar gebruik wordt gemaakt van schattingen en veronderstellingen. Tenzij anders vermeld, luiden alle in de jaarrekening opgenomen bedragen in miljoenen euro’s.

Ongerealiseerde winsten op transacties tussen de Alliander-groep en haar deelnemingen dan wel joint ventures worden geëlimineerd naar rato van het belang van de groep in de deelneming of de joint venture. Ongerealiseerde verliezen worden eveneens geëlimineerd, tenzij de desbetreffende transactie aanleiding geeft tot het verantwoorden van een bijzonder waardeverminderingsverlies. De waarderingsgrondslagen van deelnemingen en joint ventures worden indien nodig aangepast om een consistente toepassing van waarderingsgrondslagen binnen de Alliander-groep te realiseren.

Nieuwe en/of gewijzigde IFRS-standaarden die van toepassing zijn in 2019

De IASB en het IFRIC hebben nieuwe en/of gewijzigde standaarden en interpretaties uitgebracht, die met ingang van boekjaar 2019 van toepassing zijn op Alliander. Onderstaande standaarden en interpretaties zijn goedgekeurd door de Europese Unie.

IFRS 16 Leaseovereenkomsten

IFRS 16 vervangt per 1 januari 2019 IAS 17, IFRIC 4, SIC 15 en SIC 27.

Alliander heeft IFRS 16 per 1 januari 2019 geïmplementeerd en heeft hierbij de ‘modified retrospective approach’ gehanteerd. Als gevolg daarvan is de vergelijkende informatie over voorgaande perioden niet aangepast.

Belangrijk gevolg van de implementatie van IFRS 16 voor Alliander als huurder is dat rechten en verplichtingen uit hoofde van leases op de balans moeten worden opgenomen. De waarderingsgrondslag vanaf 1 januari 2019 is de netto contante waarde van de toekomstige leasebetalingen. Als gevolg hiervan heeft een balansverlenging van € 58 mln plaatsgevonden. Daarnaast treedt een verschuiving in de winst-en-verliesrekening op van operationele kosten naar afschrijvingen en in zeer beperkte mate naar financiële lasten. Over 2019 heeft hierdoor een verschuiving van € 20 miljoen van overige bedrijfskosten naar afschrijvingen (€ 20 miljoen) en rentelasten (€ 0,2 miljoen) plaatsgevonden. Voor het kasstroomoverzicht over 2019 heeft de toepassing van IFRS 16 geleid tot een toename van de operationele kasstroom met € 20 miljoen, onder gelijktijdige toename van de uitgaande kasstroom uit financieringsactiviteiten met eenzelfde bedrag.

Bij het vaststellen of sprake is van een leaseovereenkomst zijn de bepalingen van IFRS 16.9 in acht genomen. Daarnaast is waar mogelijk gebruikgemaakt van de volgende vrijstellingen: leaseovereenkomsten van twaalf maanden of korter en overeenkomsten waarvan het onderliggende actief een waarde kleiner dan € 5.000 heeft.

Verder zijn de volgende praktische benaderingen toegepast:

  • Voor de lopende contracten per 1 januari 2019 wordt de bestaande leaseclassificatie op basis van IFRIC 4 van de huurcontracten toegepast; dit betekent dat voor de bestaande leasecontracten waarbij Alliander huurder is per 1 januari 2019 het verschil in de financiële vastlegging tussen financial lease en operational lease is vervallen. Nieuwe leasecontracten worden vanaf 1 januari 2019 behandeld volgens IFRS 16.

  • Bestaande financiële leases met een onderliggende waarde kleiner dan € 5.000,- worden per 1 januari 2019 niet meer op de balans opgenomen. De leasetermijnen hiervan worden direct in de winst- en verliesrekening verantwoord. Dit heeft per 1 januari 2019 geleid tot een balansverkorting van € 1 miljoen.

  • De waarde van gebruiksrecht vaste activa waarvan de verplichting vóór 1 januari 2019 werd geclassificeerd als operational lease onder IAS 17, wordt op basis van IFRS 16.C8 gelijk gesteld aan de leaseverplichting. Er is derhalve geen sprake van een vermogensverandering.

Bij de bepaling van de leaseverplichtingen en de gebruiksrechten op 1 januari 2019 is gebruikgemaakt van de marginale rentevoeten per die datum. De marginale rentevoet wordt bepaald op basis van de risicovrije marktrente, verhoogd met een specifiek voor Alliander geldende risico-opslag voor eenzelfde duur en met eenzelfde zekerheid als waartegen Alliander zou financieren voor de verkrijging van een vergelijkbaar actief op 1 januari 2019. De gewogen gemiddelde marginale rentevoet bedroeg per 1 januari 2019 0,55%.

De implementatie van IFRS 16 heeft tot een balansverlenging van € 58 miljoen per 1 januari 2019 geleid. Deze bestaat uit een toename van de leaseverplichtingen en daarnaast eenzelfde toename van de gebruiksrecht vaste activa. Verreweg het grootste deel van deze leaseverplichtingen heeft betrekking op bedrijfspanden en leaseauto's. Daarnaast zijn ook erfpachtcontracten en huur van telecommasten en -verbindingen in dit bedrag verantwoord.

Het verschil tussen de verplichting uit hoofde van operationele leases per eind 2018 van € 134 miljoen en de opname van € 58 miljoen per 1 januari 2019 onder IFRS 16 is met name gelegen in de onder de oude standaard in de toelichting begrepen leaseverplichtingen voor gecontracteerde leases waarvan het feitelijk gebruiksrecht op de betrokken activa later dan 1 januari 2019 ingaat.

De nieuwe standaard heeft overigens geen effect op de verantwoording van de cross border leases. Deze blijven, op grond van IFRS 16.B2, buiten het verantwoordingsgebied van IFRS 16.

Fiscaal wordt IFRS 16 niet gevolgd. Als gevolg daarvan wordt de huidige fiscale verwerking gecontinueerd.

Per 31 december 2019 bedraagt de boekwaarde van de gebruiksrechten € 63 miljoen en de leaseverplichtingen € 64 miljoen, onderverdeeld naar langlopend (€ 47 miljoen) en kortlopend (€ 17 miljoen). In 2019 is daarnaast op het gebruiksrecht een bijzondere waardevermindering van € 1 miljoen verantwoord. De gebruiksrechten zijn in de balans separaat opgenomen onder de gebruiksrecht vaste activa en de leaseverplichtingen onder de verplichtingen uit hoofde van leases.

De implementatie van IFRS 16 vanaf 1 januari 2019 heeft slechts een gering effect gehad op ratio's.

Overige wijzigingen 2019

Naast de invoering van IFRS 16 per 1 januari 2019, zijn de volgende wijzigingen in 2019 van toepassing:

  • ‘Jaarlijkse verbeteringen IFRS 2015 – 2017’;

    • IFRS 3 ‘Bedrijfscombinaties’;

    • IFRS 11 ‘Gezamenlijke overeenkomsten’;

    • IAS 12 ‘Winstbelastingen’;

    • IAS 23 ‘Financieringskosten’.

  • IFRS 9: ‘Kenmerken van vervroegde terugbetaling met negatieve compensatie;

  • IAS 19: ‘Wijziging, inperking of afwikkeling van de regeling’;

  • IAS 28: ‘Langetermijnbelangen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures’;

  • IFRIC 23: ‘Onzekerheid over fiscale behandelingen van inkomsten’.

Deze wijzigingen hebben geen materiële impact op Alliander en worden om die reden niet nader toegelicht in deze jaarrekening.

Verwachte wijzigingen in waarderingsgrondslagen

Naast bovengenoemde nieuwe en gewijzigde standaarden, hebben de IASB en het IFRIC nieuwe en/of gewijzigde standaarden en interpretaties uitgebracht die op latere boekjaren van toepassing zullen zijn op Alliander. Deze standaarden en interpretaties kunnen alleen worden toegepast als zij zijn goedgekeurd door de Europese Unie.

De toekomstige nieuwe en/of gewijzigde standaarden en interpretaties betreffen:

  • IFRS 17 ‘Insurance Contracts’;

  • ‘Aanpassing verwijzingen naar het Raamwerk van IFRS’;

  • IFRS 3: ‘Definition of a Business’;

  • IAS 1 en IAS 8: ‘Definitie van materieel belang’;

  • IFRS 9, IAS 39 en IFRS 7: ‘Interest Rate Benchmark Reform’.

Deze gepubliceerde toekomstige wijzigingen van standaarden en interpretaties zijn niet relevant voor Alliander en/of hebben geen materiële impact op Alliander en worden om die redenen niet nader toegelicht in deze jaarrekening.