Disclosures impactmeting
Disclosures bij impactmeting
Doel en reikwijdte
- In dit jaarverslag is de impact van drie innovatieve onderdelen van Alliander gemeten: De slimme meter, het DGO Warmtenet Nijmegen en Step2Work.
- Elke impactmeting geeft een kwantitatieve of kwalitatieve indicatie van een aantal van de meest belangrijke maatschappelijke impacts van het betreffende onderdeel.
- In de impactmeting wordt gekeken naar de totale effecten van het onderdeel, waar naast Alliander ook andere partijen aan hebben bijgedragen.
Definities en grondslagen voor de meting
- De impact is bepaald door de gevolgen van de activiteiten van Alliander te vergelijken met wat er zou gebeuren als Alliander de betreffende activiteiten niet zou ontplooien (de referentiecase).
- De verscheidene impacts worden geclassificeerd naar stakeholders en kapitalen. In de kapitalen wordt onderscheid gemaakt tussen: financieel, assets, intellectueel, menselijk, sociaal en natuurlijk kapitaal.
Interpretatie
- De metingen beogen een getrouwe indicatie te geven van de onderzochte impacts. Desalniettemin kan de werkelijke impact verschillen van de gerapporteerde impact in het jaarverslag, gegeven de beperkingen in de reikwijdte van de metingen en de onderliggende onzekerheid en onvolledigheid van de relevante informatiebronnen en omdat de metingen voorspellingen over de toekomst bevatten.
1) Disclosures Step2Work
Reikwijdte
- De impactanalyse geeft antwoord op de vraag: wat is de geschatte directe impact op financieel en sociaal kapitaal van de Step2work activiteiten van Alliander over 2015 voor de deelnemers aan Step2Work, voor Alliander en de betrokken overheden tot vier jaar na programma afronding?
- De volgende indicatoren binnen de reikwijdte van de impactmeting gedurende het programma en in de vier jaar na afronding:
- Voor deelnemers: toename in het verwachte financieel inkomen en het verwachte welzijnseffect
- Voor overheden: toename in verwachte inkomsten van loonheffingen en werkgeverslasten, en lagere verwachte kosten voor re-integratie en sociale zekerheid
- Voor Alliander: de financiële investeringen in en inkomsten ten behoeve van het Step2Work programma.
- Onder meer de volgende impacts vallen buiten de reikwijdte van de meting:
- De opportuniteitskosten, het gevoel van trots van werknemers en sociale cohesie binnen Alliander.
- Indirecte maatschappelijke impacts, zoals bijvoorbeeld het positieve effect van werk op de veiligheid (minder criminaliteit) en het opleidingsniveau van kinderen zijn buiten scope gelaten.
Referentiescenario
- De impact van Step2Work is bepaald als het verschil in de waarde van de indicatoren in het huidige scenario met Step2Work en een referentiescenario
- Het referentiescenario is de verwachte situatie van deelnemers als ze niet aan Step2work zouden deelnemen op basis van statistische gemiddeldes voor Nederland van werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt
Belangrijke aannames en uitgangspunten
- Voor de toename in welzijn zijn we uitgegaan van een uniforme toename van welzijn door werk voor iedereen, op basis van het gemeten verschil in welzijn voor Nederland in de European Social Survey (2015)
- De toekomstige besparingen voor de overheid op sociale zekerheids- en re-integratiekosten zijn geschat op basis van de gemiddelde hoogte van uitkeringen en re-integratiekosten, zoals gerapporteerd in publieke bronnen
- Voor alle effecten is er aangenomen dat van elke toekomstige baan die een deelnemer aan Step2work vindt, 50% banen betreffen die niet door een andere persoon zou worden ingevuld als de deelnemer aan Step2work er niet naar had gesolliciteerd.
2) Disclosures DGO
Reikwijdte
De impactmeting van het Alliander DGO warmtenetwerk Nijmegen is gericht op de (directe) milieu effecten gedurende de exploitatie fase van het (huidige) warmtenetwerk in vergelijking met de een conventioneel gasnetwerk met individuele HR ketel. De volgende impacts zijn daarbij gekwantificeerd:
- Reductie van C02 uitstoot
- Reductie van gebruik fossiele brandstoffen
- Reductie van luchtvervuiling
Daarnaast is voor twee andere geïdentificeerde impacts gerelateerd aan de activiteiten van DGO een kwalitatieve beschrijving gegeven, omdat hiervoor nog onvoldoende meetbare informatie beschikbaar is. Dit betreft het faciliteren van een open net en het vergroten van de kans op realisatie door DGO’s activiteiten.
De impact tijdens de aanleg- en afvalfase zijn vanwege het ontbreken van informatie (over zowel het warmtenetwerk als het alternatieve gasnetwerk met HR-ketels) niet gekwantificeerd. Wij verwachten echter dat de eventuele positieve of negatieve effecten hiervan relatief beperkt zijn t.o.v. de effecten gedurende de exploitatie fase (die wel gekwantificeerd zijn). Dit heeft te maken met de lange levensduur van het warmtenetwerk en het feit dat er ook in de referentiesituatie materiaal en vergelijkbare werkzaamheden nodig zijn tijdens de aanleg- en afvalfase.
Referentiescenario
De referentie waarmee de warmtelevering via het warmtenet wordt vergeleken is warmtelevering via een individuele HR-107 ketel per huishouden gestookt op aardgas geleverd via een gasdistributie netwerk.
Belangrijke aannames en uitgangspunten
De primaire (fossiele) energievraag wordt berekend door (conform de NEN 7120:2011 en NVN 7125:2011 norm) het primair opwekkingsrendement voor beide situaties te bepalen. Het opwekrendement voor het warmtenet wordt daarbij bepaald door de derving bij elektriciteitsproductie (er wordt minder elektriciteit gemaakt als er warmte wordt afgetapt) en de benodigde hulpenergie. Gederfde elektriciteit bij aftapwarmte wordt conform de norm marginaal opgewekt met een rendement van 50%. In Nederland zijn dit vaak STEG (gasgestookte) elektriciteitscentrales. Het opwekkingsrendement voor de HR-ketel wordt berekend op basis van het aandeel ruimteverwarming en warm tapwater en de bijbehorende efficiëntie in een HR-107 ketel.
CO2 emissies worden berekend op basis van de fossiele energievraag (in beide situaties aardgas) en de emissiefactor voor aardgas.
NOx emissies worden berekend op basis van de warmtevraag en emissiefactoren voor NOx. Door bovenstaande aanname dat de gederfde elektriciteit met verbranding van aardgas elders wordt opgewekt, kunnen de emissie eisen voor gasgestookte installaties worden toegepast.
3) Disclosures slimme meters
Reikwijdte
De impactmeting van de slimme meter is gericht op de effecten van de in 2015 geplaatste slimme meters in vergelijking met het aantal reguliere digitale meters dat volgens de gangbare planning van Asset Management geplaatst zou worden. De volgende impacts zijn daarbij gekwantificeerd:
- Tijdelijk meer activiteiten door installateurs
- Aanschaf slimme meters
- Gebruik van grondstoffen voor slimme meters
- Energiegebruik slimme meters
- Potentiële energie besparing bij gebruikers
- Besparing door accuratere data
Referentiescenario
De impact van het aantal slimme meters dat geplaatst wordt is vergeleken met de het aantal reguliere digitale meters dat volgens de gangbare planning van Asset Management geplaatst zou worden.
Belangrijke aannames en uitgangspunten
- Uit diverse onderzoeken blijkt dat door de beschikbaarheid van de slimme meter andere diensten worden ontwikkeld die leiden tot energiebesparing bij de gebruiker. Hier is uitgegaan van de meest conservatieve schatting van de KEMA (3.2% elektrameter en 3.7% gasmeter).
- Voor de potentiele energiebesparing bij gebruikers is uitgegaan van een lineaire besparing over de levensduur van de meter.
- Voor de potentiele energiebesparing bij gebruikers uitgedrukt in financiële impact is geen stijging van de energieprijs opgenomen. Voor de jaarlijkse inflatie is gerekend met 2%.
- Reguliere meters hebben een bepaalde levensduur en op basis van de gegevens hierover wordt uitgegaan dat 167.267 reguliere meters nu niet vervangen worden voor nieuwe reguliere meters maar door slimme meters. Dit is opgenomen als referentiecase.