Belangrijkste uitgangspunten en aannames voor impact meten en rapporteren

Belangrijkste uitgangspunten en aannames

Attributie

mpacts waar meerdere spelers in de keten verantwoordelijk voor zijn, worden geattribueerd aan Alliander aan de hand van haar bruto toegevoegde waarde in de keten. De bruto toegevoegde waarde wordt berekend als de omzet verminderd met het verbruik van producten (zowel goederen als diensten) in het productieproces, gewaardeerd tegen aankoopprijzen.

Impacts die Alliander zelfstandig realiseert worden volledig toegewezen aan Alliander.

Voor vergelijkingsdoeleinden is de attributiewaarde uit 2020 ook voor de impact 2019 toegepast.

Financieel kapitaal

De financiële impacts zijn bekeken vanuit een kasstroomperspectief vanuit of richting de maatschappij: uitgaande kasstromen vanuit Alliander zijn positieve impacts voor de maatschappij en omgekeerd bestaan de negatieve impacts uit de inkomende kasstromen voor Alliander.

Geproduceerd kapitaal

De welvaartswaarde van het energietransport is berekend op basis van het consumentensurplus. Dit is de extra waarde die klanten in theorie bereid zijn te betalen boven de gereguleerde prijs voor een dienst of product. Het consumentensurplus is op dit moment de meest gangbare en gebruikte wijze voor het bepalen van de economische waarde, zowel voor vrije als gereguleerde markten. Het consumentensurplus heeft betrekking op alle prijselementen in de energieketen, dus omvat de belastingen en prijzen voor levering en transport van energie. De als geproduceerd kapitaal getoonde bedragen hebben betrekking op het aan Alliander toe te wijzen (economisch) deel in de energieketen. De impact van Alliander die 'teruglevering' mogelijk maakt, bestaat uit de financiële impact van het gebruik van zonnepanelen (PV’s) en het toegenomen welzijn van het gebruik van groenere energie. Het gemiddelde effect van gas- en stroomstoringen voor Nederland wordt in deze schatting meegenomen, doordat de prijselasticiteit gebaseerd is op de vraag voor energie zoals deze is (inclusief storingen). Het specifieke effect van gas- en stroomstoringen voor Alliander is voor 2018 berekend en terugwerkend voor 2017. De impact van onderbrekingen in het energietransport op het welzijn van de consument heeft zowel te maken met onderbrekingen in het elektriciteitsnet als in het gasnetwerk.

In het gehanteerde economische model zijn aannames gemaakt over de prijselasticiteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat de curve die de prijselasticiteit voor gas en elektriciteit aanduidt lineair is. Deze laatste aanname geeft een conservatieve schatting van het consumentensurplus. Met behulp van de figuur hieronder wordt het consumenternsurplus visueel gemaakt.

Voor de bepaling van de hellingshoek van de curve, die impact heeft op het consumentensurplus, is uitgegaan van een studie van CE Delft (2012).

De bijdrage van energietransport aan de welvaart van zakelijke klanten bestaat, om dubbeltelling te voorkomen, alleen uit het ‘omzet’-gedeelte, zonder optelling van het producentensurplus van de klanten.

Natuurlijk kapitaal

Alliander is gedeeltelijk verantwoordelijk voor de CO2-emissies van de hoeveelheden elektriciteit, gas en warmte die door ons netwerk worden getransporteerd. De impact bevat de waardering van de CO2-emissies gelieerd aan de directe operaties en aan die van de keten. Emissies in de keten zijn geattribueerd aan Alliander op basis van bruto toegevoegde waarde.

Aangenomen is dat de elektriciteitsmix (dat is de verhouding tussen energie uit aardolie, aardgas, steenkool en kernenergie) van de energie die wij transporteren gelijk is aan de nationale elektriciteitsmix.

De maatschappelijke kosten van een ton CO2-equivalent zijn geschat op basis van een studie van de U.S. Inter-Agency Working Group van de EPA (2013). Deze studie is naar onze mening relevant, omdat de meeste effecten van klimaatverandering in de toekomst plaatsvinden. EPA adviseert om de CO2 prijs stapsgewijs te verhogen, dit advies volgen we. Hiermee is de waardering van de schade per ton CO2 met bijna 22% gestegen ten opzichte van 2019. Deze waarde is vanuit de databron naar de juiste valuta omgerekend en met het nederlandse inflatiecijfer gecorrigeerd.

Voor de indicator Ecokosten materialen is de scope bepaald op de vier grootste categorieën netcomponenten: kabels, gasbuizen, transformatoren en slimme meters. De materialen meegenomen in de analyse zijn: de koper, aluminium, PE, PVC, XLPE, transformatorolie, kerblik, staal en schaarse materialen in de slimme meters zoals in grondstoffenpaspoort gedefineerd.

Menselijk kapitaal

Voor de berekeningen van dit kapitaal worden alleen medewerkers in directe dienst van Alliander meegenomen.

Welzijnseffecten van het hebben van werk is dit jaar niet berekend omdat het onderliggende medewerkertevredenheidsonderzoek niet heeft plaatsgevonden. Kijk voor meer informatie over dit onderwerp in het hoofdstuk over onze medewerkers.

Aangenomen wordt dat ziekteverzuim dat niet als ‘werkgerelateerd’ is vastgesteld, geen relatie heeft met het werk bij Alliander. De berekening van de impacts van werkgerelateerde uitval en ongevallen van werknemers (veiligheid) is beperkt tot directe effecten. Een ongeval of ziekte kan aanleiding zijn voor andere ongevallen of ziektes, wat hier niet gemeten wordt.

Sociaal kapitaal

De waarde van reputatie wordt berekend o.b.v. de brand value methode. Deze methode is voor commerciële nutsbedrijven vastgelegd. Op basis van de data voor Europese organisaties in de top 10 van nutsbedrijven, wordt de waarde van Alliander met een correctiefactor ingeschat. Het aantal Europese nutsbedrijven in top 10 varieert van jaar tot jaar. 2019: 7; 2020: 5.

Voor dit jaar wordt aangenomen dat de verhouding van reputatie tussen Alliander en haar peers gelijk is gebleven. Hiermee werken we met een projectie van de resultaten uit voorgaande jaren. Het verschil tussen de impacts in jaren 2019 en 2020 wordt hiermee door de verandering in de sector veroorzaakt, zoals door de merkwaarde methode weerspiegeld.

Intellectueel kapitaal

De waarde van dataverzameling voor marktfaciltiering wordt berekend o.b.v. gebruikswaarde. Het is hier aangenomen dat het downloaden en openen van data heeft en creëert een directe ne positieve waarde.

Het aandeel van data die gebruikt wordt, is minder dan de data die geraadpleegt wordt. Het wordt hier met een factor berekend.